Behandelmogelijkheden
Bij een carpaal tunnelsyndroom zijn 3 behandelmogelijkheden: een spalk, een injectie of een operatie.
Spalk
Bij geringe klachten ten gevolge van het carpaal tunnelsyndroom kan een polsspalk verbetering geven. De arts schrijft een machtiging voor een spalk voor.
Injectie
Bij geringe klachten ten gevolge van het carpaal tunnelsyndroom kan een lokale injectie net onder de huid met ontstekingsremmers en een kortwerkend verdovingsmiddel aan de binnenzijde van de pols voldoende zijn. Het inbrengen van de naald en achterlaten van de vloeistof kan gevoelig zijn. Het is mogelijk dat de klachten na enkele maanden terugkomen, waarna de behandeling kan eenmalig worden herhaald.
Na de behandeling met een spalk of injectie hoeft u niet naar de neurochirurg. De neuroloog neemt na enkele weken contact met u op om het effect van de behandeling met u te bespreken.
Operatie
Bij een ernstiger carpaal tunnelsyndroom verwijst de neuroloog u door naar de plastisch chirurg of neurochirurg. Deze kan door middel van een kleine operatie onder plaatselijke verdoving zorgen voor verruiming van de carpale tunnel. De plastisch chirurg/neurochirurg bespreekt uitgebreid de verwachtingen en risico’s van de ingreep met u.
Vervoer
Na de behandeling met een injectie kan het zijn dat uw hand enkele uren verdoofd aanvoelt. Het is daarom raadzaam niet zelf auto te rijden of te fietsen. Wij adviseren om ervoor te zorgen dat iemand u naar huis kan brengen of te reizen met het openbaar vervoer.
Vragen?
Heeft u nog vragen? Of is iets niet helemaal duidelijk? Vraag uw behandelend arts om uitleg, of bel de polikliniek neurologie. Wij helpen u graag.