Diagnose
Er is geen eenvoudige (bloed-)test waarmee de diagnose MS kan worden gesteld. Daarom luistert de neuroloog naar het klachtenpatroon van de patiënt en doet hij een lichamelijk onderzoek. Het lastige van de diagnose MS is dat er veel verschijnselen zijn, zoals bijvoorbeeld wazig zien, tintelingen, duizelingen of moeheid, die ook bij andere ziekten voorkomen. Om de diagnose betrouwbaar te stellen zijn er internationale criteria voor de diagnose MS opgesteld. De criteria zijn vernoemd naar een Britse neuroloog McDonald, die een grote rol heeft gespeeld bij het opstellen daarvan.
MRI-scan
Als er een vermoeden is op de diagnose MS, zal er meestal een MRI-scan (magnetic resonance imaging) van de hersenen en/of het ruggenmerg gemaakt worden. Bij MS kunnen hierop afwijkingen te zien zijn. Soms wordt er een contrastmiddel, Gadolinium, toegediend, waardoor actieve ontstekingen zichtbaar worden. Het beoordelen van MRI-scans moet zorgvuldig gebeuren. Er zijn ziekten die ongeveer gelijksoortige afwijkingen op de scans veroorzaken als MS. MRI wordt ook gebruikt voor het volgen van het verloop van de ziekte en om de effectiviteit van een behandeling te meten.
Aanvullend onderzoek
Door gegevens van het klachtenpatroon, het lichamelijk onderzoek en het MRI-onderzoek te combineren lukt het de diagnose MS betrouwbaar te stellen. Soms is het beeld nog niet duidelijk en is het nodig nog een 'ruggenprik' (lumbaal punctie) te doen. Hierbij wordt een beetje hersenvocht dat zich rond de hersenen en het ruggenmerg bevindt via een dunne naald onder uit de rug afgenomen. In het laboratorium wordt vervolgens onderzocht of er bepaalde ontstekingseiwitten aanwezig zijn, die wijzen op MS, of dat er misschien iets anders aan de hand is. Soms is het nodig om nog meer onderzoek te verrichten, zoals bijvoorbeeld bloedonderzoek. Dit is nodig om er zo zeker mogelijk van te zijn dat er geen andere ziekten over het hoofd worden gezien.
Second opinion
Het stellen van de diagnose MS is lastig en heeft grote gevolgen voor de patiënt. Veel neurologen stellen aan hun patiënten voor om een zogenaamde 'second opinion' of tweede mening te vragen aan een speciale MS-neuroloog. Dit is echter niet bij alle patiënten nodig.
Schub
Van een schub spreek je wanneer er nieuwe MS-klachten ontstaan en/of bestaande klachten sterk toenemen en wanneer die klachten langer aanhouden dan 24 uur. Koorts of een infectie kunnen bestaande klachten verergeren, daardoor kun je bij koorts niet zomaar spreken van een schub. Veel voorkomende klachten bij een schub zijn: verminderd gezichtsvermogen, vermoeidheid, stoornissen in het gevoel, minder kracht in armen of benen, stuurloosheid, moeite met toiletgang of moeite met praten. Deze klachten herstellen meestal vanzelf weer, maar dat heeft tijd nodig, variërend van dagen tot weken en soms zelfs maanden.
Hoe wordt een schub behandeld?
Als een schub geen grote gevolgen voor het dagelijkse functioneren heeft, hoeft deze niet behandeld te worden. Als in overleg met de neuroloog besloten wordt dat een behandeling zinvol is, bestaat deze uit een hoge dosering ontstekingsremmende stof (methylprednisolon) die gedurende drie dagen per infuus wordt toegediend. Het belangrijkste resultaat hiervan is dat de schubverschijnselen sneller afnemen. Het uiteindelijke herstel van de schub is niet anders dan bij onbehandelde schubs.